Agentuurovereenkomst. Enkele belangrijke kenmerken en vereisten.

De agentuurovereenkomst is de overeenkomst waarbij een handelsagent in opdracht van een principaal tegen beloning bemiddeling verleent bij het totstandkomen van overeenkomsten. Een handelsagent sluit (eventueel) overeenkomsten op naam en voor rekening van de principaal. Een handelsagent is niet ondergeschikt aan de principaal. De agentuurovereenkomst hoeft niet op schrift te zijn gesteld. De partijen bij de agentuurovereenkomst kunnen echter op elk moment tijdens de duur van de overeenkomst elkaar verzoeken om een ondertekend schriftelijk stuk te verschaffen dat de geldende inhoud van de agentuurovereenkomst weergeeft.

Ter bescherming van de positie van de handelsagent bevat de wet een groot aantal bepalingen die van dwingend recht zijn. Afwijkende contractuele bepalingen zijn dan nietig of vernietigbaar. Zo is de principaal verplicht om van zijn kant alles te doen wat nodig is om de handelsagent in staat te stellen zijn werkzaamheden te verrichten. De principaal moet aan de handelsagent voldoende documentatiemateriaal ter beschikking stellen over de goederen en diensten waarvoor de handelsagent bemiddelt. Bovendien moet de principaal de agent alle inlichtingen verschaffen die nodig zijn  voor de uitvoering van de overeenkomst. De principaal is ook verplicht de handelsagent te waarschuwen indien hij voorziet dat er minder overeenkomsten zullen worden afgesloten dan de agent mocht verwachten. Hij moet dus waarschuwen voor een geringere omzet.

Voor de overeenkomsten die tijdens de duur van de agentuurovereenkomst tot stand zijn gekomen, heeft de handelsagent recht op provisie. De handelsagent heeft echter ook recht op provisie indien er na het einde van de agentuurovereenkomst door zijn voorbereiding overeenkomsten tot stand zijn gekomen. Zolang de handelsagent recht heeft op provisie dient de principaal de handelsagent periodiek in te lichten over de verschuldigde provisie en over de gegevens waarop de berekening van de provisie berust. De principaal is verplicht om na afloop van iedere maand aan de handelsagent een schriftelijke opgave te verstrekken van de over die maand verschuldigde provisie en van de gegevens waarop de berekening van de provisie berust. De handelsagent heeft het recht om bewijsstukken in te zien die nodig zijn om de verstrekte opgave te beoordelen. Het gaat dan alleen om bewijsstukken die direct betrekking hebben op de provisie, zoals facturen en dergelijke. De handelsagent die inzage heeft gekregen in deze bewijsstukken, is tot geheimhouding verplicht.

De agentuurovereenkomst kan voor een bepaalde tijd of een onbepaalde tijd worden aangegaan. Indien echter de agentuurovereenkomst die voor een bepaalde tijd is aangegaan, door beide partijen wordt voortgezet, dan bindt deze overeenkomst de partijen voor onbepaalde tijd. Indien partijen zijn overeengekomen dat de agentuurovereenkomst tussentijds kan worden opgezegd dan is ieder der partijen bevoegd om de overeenkomst op te zeggen met inachtneming van de overeengekomen opzegtermijnen. Als de partijen geen opzegtermijn zijn overeengekomen dan geldt een termijn van minimaal vier maanden Deze termijn wordt verlengd met een maand indien de agentuurovereenkomst een looptijd heeft gehad van drie jaar of meer en met twee maanden bij een looptijd van zes jaar of meer. Indien partijen wel een opzegtermijn zijn overeengekomen dan bepaalt de wet dat de opzegtermijn niet korter kan zijn dan een maand in het eerste jaar van de overeenkomst, twee maanden in het tweede jaar en drie maanden in de volgende jaren. Als de partijen langere termijnen overeenkomen mogen deze voor de principaal niet korter zijn dan voor de handelsagent.

Een belangrijk kenmerk van de agentuurovereenkomst is voorts het recht op een klantenvergoeding (in de praktijk ook wel goodwillvergoeding genoemd) dat de agent onder omstandigheden heeft bij het einde van de agentuurovereenkomst. De agent heeft het recht op deze klantenvergoeding voor zover (i) hij de principaal nieuwe klanten heeft aangebracht of de overeenkomsten met bestaande klanten heeft uitgebreid en de overeenkomsten met deze klanten de principaal nog aanzienlijke voordelen opleveren en (ii) de betaling van deze vergoeding gelet op alle omstandigheden billijk is. De handelsagent verliest het recht op de klantenvergoeding indien hij de principaal niet binnen een jaar na beëindiging van de overeenkomst op de hoogte heeft gesteld dat hij de klantenvergoeding verlangt. Eind vorig jaar heeft de Hoge Raad een arrest gewezen waarin de procedure (Hoge Raad gaat uit van drie fasen) rondom de vaststelling van de klantenvergoeding aan de orde is gekomen.

Het concurrentiebeding of het non-concurrentiebeding is een veel voorkomende bepaling in een agentuurovereenkomst. Ook ten aanzien van dit beding bevat de wet enkele voorschriften van dwingend recht. Zo is een dergelijk beding slechts geldig indien het (i) op schrift is gesteld en het betrekking heeft (ii) op het soort goederen of diensten die de agent vertegenwoordigde en op het gebied of de klantenkring en het gebied dat aan de agent was toevertrouwd. Een dergelijk non-concurrentiebeding is slechts geldig gedurende ten hoogste twee jaar na het einde van de agentuurovereenkomst.

De agentuurovereenkomst is met andere woorden aan veel dwingendrechtelijke vormvoorschriften gebonden (dit in tegenstelling tot de distributieovereenkomst). Hierboven staan slechts de meest in het oog springende voorschriften genoemd en deze opsomming is dan ook niet uitputtend bedoeld. Alvorens een agentuurovereenkomst aan te gaan (als handelsagent of als principaal) of in geval van een dreigend conflict is het dus zaak de betreffende agentuurovereenkomst goed te laten beoordelen.

Heeft u vragen over de agentuurovereenkomst of heeft u andere ondernemingsrechtelijke vragen, neem dan contact op met Peter Keegstra tel.: 020-334 26 19 / e-mail: pkeegstra@kernadvocatuur.nl