Faillissement Vof leidt niet meer automatisch tot faillissement vennoten.

Bij arrest van 6 februari 2015 is de Hoge Raad teruggekomen op de sinds 1927 geldende rechtspraak inhoudende dat een faillissement van een vennootschap onder firma (Vof) automatisch het faillissement van de vennoten meebrengt.

Een Vof is een bij overeenkomst aangegane rechtsverhouding met als doel het uitoefenen van een bedrijf onder een gemeenschappelijke naam in een zogenoemd duurzaam samenwerkingsverband. Een Vof is een overeenkomst tussen de vennoten en de Vof heeft geen rechtspersoonlijkheid (zoals bijvoorbeeld een B.V. of een N.V.). De Vof heeft wel een (van de vermogens van de vennoten) afgescheiden vermogen. Ingevolge artikel 18 WvK is elk der vennoten hoofdelijk verbonden voor de verbintenissen van de Vof. Dit betekent dat de verbintenissen ook op hen persoonlijk rusten. Schuldeisers van de Vof kunnen hun vorderingen op het privévermogen van de vennoten verhalen. Bovendien kunnen de schuldeisers van de Vof zich met voorrang boven de privé schuldeisers van de vennoten op het afgescheiden vermogen van de Vof verhalen.

Indien een Vof haar verplichtingen niet meer voldoet kan het zijn dat de Vof in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen en kan de Vof om die reden failliet verklaard worden. Gelet op het bepaalde in artikel 18 WvK zal vervolgens een faillissement van de vennoten over het algemeen onvermijdelijk zijn, maar dat hoeft niet noodzakelijkerwijs het geval te zijn, aldus de Hoge Raad. In haar arrest geeft de Hoge Raad enkele voorbeelden op basis waarvan het adagium, ‘faillissement Vof = faillissement vennoten’, niet langer houdbaar is.

Zo kan een vennoot, in tegenstelling tot de Vof zelf, wel voldoende privévermogen hebben om zowel de schuldeisers van de Vof als zijn privéschuldeisers te voldoen. Zelfs als hij bepaalde vorderingen niet voldoet, betekent dat nog niet noodzakelijkerwijs dat hij zelf in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. Bovendien zou een vennoot wel eens een tegenvordering kunnen aanvoeren tegen de vordering van de aanvrager van het faillissement. Een ander voorbeeld op grond waarvan de Hoge Raad meent te moeten terugkomen op voornoemde vaste rechtspraak is het feit dat een vennoot die natuurlijk persoon is een wsnp-verzoek (wet schuldsanering natuurlijke personen) kan indienen en derhalve niet zonder meer failliet verklaard dient te worden indien het faillissement van de Vof wordt uitgesproken. Daarnaast acht de Hoge Raad de vaste rechtspraak niet in overeenstemming met een arrest van het Europese Hof van Justitie waarin werd bepaald dat de rechter ten aanzien van elke schuldenaar afzonderlijk dient vast te stellen of hem internationale bevoegdheid toekomt om een insolventieprocedure te openen. Indien een Vof in Nederland is gevestigd en de vennoten wonen of zijn gevestigd in een andere lidstaat, komt toepassing van de regel faillissement Vof=faillissement vennoot in strijd met deze uitspraak van het Europese Hof van Justitie. Tot slot overweegt de Hoge Raad dat deze vaste rechtspraak op gespannen voet staat met de beginselen die ten grondslag liggen aan artikel 6 EVRM, te weten dat een vennoot in privé failliet verklaard kan worden zonder dat dit ten aanzien van hem is verzocht en zonder dat is onderzocht of hij in privé in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen.

Op grond van voornoemde redenen is de Hoge Raad teruggekomen van de vaste rechtspraak die inhield dat het faillissement van een Vof steeds en noodzakelijkerwijs het faillissement van de vennoten tot gevolg heeft. Voor de praktijk zal dit betekenen dat een schuldeiser als hij niet alleen het faillissement van de Vof maar ook dat van de vennoten wil bewerkstelligen, hij dat in zijn verzoekschrift ten aanzien van ieder van hen afzonderlijk dient te verzoeken en de rechter vervolgens dient te onderzoeken of ook ten aanzien van de vennoten afzonderlijk aan de voorwaarden voor faillietverklaring is voldaan.

Heeft u vragen over het voorgaande of heeft u andere ondernemingsrechtelijke vragen, neem dan contact op met Peter Keegstra tel.: 020-334 26 19 / e-mail: pkeegstra@kernadvocatuur.nl